Skip to main content

TEXT 3

TEXT 3

Devanagari

Devanagari

मनुष्याणां सहस्रेषु कश्चिद्यतति सिद्धये ।
यततामपि सिद्धानां कश्चिन्मां वेत्ति तत्त्वत: ॥ ३ ॥

Text

Tekst

manuṣyāṇāṁ sahasreṣu
kaścid yatati siddhaye
yatatām api siddhānāṁ
kaścin māṁ vetti tattvataḥ
manuṣyāṇāṁ sahasreṣu
kaścid yatati siddhaye
yatatām api siddhānāṁ
kaścin māṁ vetti tattvataḥ

Synonyms

Synoniemen

manuṣyāṇām — of men; sahasreṣu — out of many thousands; kaścit — someone; yatati — endeavors; siddhaye — for perfection; yatatām — of those so endeavoring; api — indeed; siddhānām — of those who have achieved perfection; kaścit — someone; mām — Me; vetti — does know; tattvataḥ — in fact.

manuṣyāṇām — van mensen; sahasreṣu — onder vele duizenden; kaścit — iemand; yatati — streeft; siddhaye — naar volmaaktheid; yatatām  — van hen die daar naar streven; api — inderdaad; siddhānām — van hen die volmaaktheid bereikt hebben; kaścit — iemand; mām — Mij; vetti  — kent; tattvataḥ — naar waarheid.

Translation

Vertaling

Out of many thousands among men, one may endeavor for perfection, and of those who have achieved perfection, hardly one knows Me in truth.

Onder vele duizenden mensen streeft er misschien īīn naar volmaaktheid en van hen die de volmaaktheid hebben bereikt, kent nauwelijks īīn Mij werkelijk.

Purport

Betekenisverklaring

There are various grades of men, and out of many thousands, one may be sufficiently interested in transcendental realization to try to know what is the self, what is the body, and what is the Absolute Truth. Generally mankind is simply engaged in the animal propensities, namely eating, sleeping, defending and mating, and hardly anyone is interested in transcendental knowledge. The first six chapters of the Gītā are meant for those who are interested in transcendental knowledge, in understanding the self, the Superself and the process of realization by jñāna-yoga, dhyāna-yoga and discrimination of the self from matter. However, Kṛṣṇa can be known only by persons who are in Kṛṣṇa consciousness. Other transcendentalists may achieve impersonal Brahman realization, for this is easier than understanding Kṛṣṇa. Kṛṣṇa is the Supreme Person, but at the same time He is beyond the knowledge of Brahman and Paramātmā. The yogīs and jñānīs are confused in their attempts to understand Kṛṣṇa. Although the greatest of the impersonalists, Śrīpāda Śaṅkarācārya, has admitted in his Gītā commentary that Kṛṣṇa is the Supreme Personality of Godhead, his followers do not accept Kṛṣṇa as such, for it is very difficult to know Kṛṣṇa, even though one has transcendental realization of impersonal Brahman.

Er zijn verschillende klassen van mensen en uit vele duizenden van hen is er misschien īīn zodanig geïnteresseerd in transcendentale bewustwording dat hij probeert te begrijpen wat het zelf, wat het lichaam en wat de Absolute Waarheid is. Over het algemeen is de mensheid alleen maar bezig met de dierlijke neigingen, namelijk eten, slapen, zich verdedigen en paren; vrijwel niemand is geïnteresseerd in transcendentale kennis.

De eerste zes hoofdstukken van de Gītā zijn bedoeld voor hen die geïnteresseerd zijn in transcendentale kennis, in het begrijpen van het zelf, de Superziel en methoden van bewustwording als jñāna-yoga, dhyāna-yoga en in het onderscheiden van het zelf van materie. Maar Kṛṣṇa kan alleen worden gekend door personen die Kṛṣṇa-bewust zijn. Andere transcendentalisten kunnen de onpersoonlijke Brahman-realisatie bereiken, want dat is gemakkelijker dan Kṛṣṇa begrijpen. Kṛṣṇa is de Allerhoogste Persoon en Hij gaat de kennis van Brahman en de Paramātmā te boven. De yogī’s en de jñānī’s zijn verward in hun pogingen om Kṛṣṇa te doorgronden. Hoewel de grootste van alle impersonalisten, Śrīpāda Śaṅkarācārya, in zijn commentaar op de Gītā heeft toegegeven dat Kṛṣṇa de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is, aanvaarden zijn volgelingen Kṛṣṇa niet als zodanig, want het is heel moeilijk om Kṛṣṇa te kennen, zelfs al heeft men de transcendentale, onpersoonlijke Brahman-realisatie bereikt.

Kṛṣṇa is the Supreme Personality of Godhead, the cause of all causes, the primeval Lord Govinda. Īśvaraḥ paramaḥ kṛṣṇaḥ sac-cid-ānanda-vigrahaḥ/ anādir ādir govindaḥ sarva-kāraṇa-kāraṇam. It is very difficult for the nondevotees to know Him. Although nondevotees declare that the path of bhakti, or devotional service, is very easy, they cannot practice it. If the path of bhakti is so easy, as the nondevotee class of men proclaim, then why do they take up the difficult path? Actually the path of bhakti is not easy. The so-called path of bhakti practiced by unauthorized persons without knowledge of bhakti may be easy, but when it is practiced factually according to the rules and regulations, the speculative scholars and philosophers fall away from the path. Śrīla Rūpa Gosvāmī writes in his Bhakti-rasāmṛta-sindhu (1.2.101):

Kṛṣṇa is de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, de oorzaak van alle oorzaken, de oorspronkelijke Heer Govinda. Īśvaraḥ paramaḥ kṛṣṇaḥ sac-cid-ānanda-vigrahaḥ/ anādir ādir govindaḥ sarva-kāraṇa-kāraṇam. Voor niet-toegewijden is het bijzonder moeilijk om Hem te kennen. Hoewel niet-toegewijden beweren dat het pad van bhakti, devotionele dienst, heel gemakkelijk is, zijn ze niet in staat het te volgen. Als het pad van bhakti zo gemakkelijk is, zoals de niet-toegewijden beweren, waarom volgen ze dan het moeilijke pad? Eigenlijk is het pad van bhakti niet gemakkelijk. Het zogenaamde pad van bhakti dat door ongeautoriseerde personen zonder kennis van echte bhakti wordt gevolgd, mag dan misschien gemakkelijk zijn, maar wanneer werkelijke bhakti volgens de regels en bepalingen gevolgd wordt, verlaten de speculerende geleerden en filosofen het pad. Śrīla Rūpa Gosvāmī schrijft in zijn Bhakti-rasāmṛta-sindhu (1.2.101):

śruti-smṛti-purāṇādi-
pañcarātra-vidhiṁ vinā
aikāntikī harer bhaktir
utpātāyaiva kalpate
śruti-smṛti-purāṇādi-
pañcarātra-vidhiṁ vinā
aikāntikī harer bhaktir
utpātāyaiva kalpate

“Devotional service of the Lord that ignores the authorized Vedic literatures like the Upaniṣads, Purāṇas and Nārada Pañcarātra is simply an unnecessary disturbance in society.”

‘Devotionele dienst aan de Heer die de geautoriseerde Vedische teksten, zoals de upaniṣads, de purāṇa’s en het Nārada-pañcarātra, veronachtzaamt, is enkel een onnodige verstoring in de samenleving.’

It is not possible for the Brahman-realized impersonalist or the Paramātmā-realized yogī to understand Kṛṣṇa the Supreme Personality of Godhead as the son of mother Yaśodā or the charioteer of Arjuna. Even the great demigods are sometimes confused about Kṛṣṇa (muhyanti yat sūrayaḥ). Māṁ tu veda na kaścana: “No one knows Me as I am,” the Lord says. And if one does know Him, then sa mahātmā su-durlabhaḥ: “Such a great soul is very rare.” Therefore unless one practices devotional service to the Lord, one cannot know Kṛṣṇa as He is (tattvataḥ), even though one is a great scholar or philosopher. Only the pure devotees can know something of the inconceivable transcendental qualities in Kṛṣṇa – His being the cause of all causes, His omnipotence and opulence, and His wealth, fame, strength, beauty, knowledge and renunciation – because Kṛṣṇa is benevolently inclined to His devotees. He is the last word in Brahman realization, and the devotees alone can realize Him as He is. Therefore it is said:

Voor de impersonalist met Brahman-realisatie of de yogī met Paramātmā-realisatie is het onmogelijk om Kṛṣṇa, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, te begrijpen als de zoon van moeder Yaśodā of als de wagenmenner van Arjuna. Zelfs de grote halfgoden zijn soms verward over Kṛṣṇa (muhyanti yat sūrayaḥ). Māṁ tu veda na kaścana: ‘Niemand kent Mij zoals Ik ben,’ zegt de Heer. En als iemand hem wīl kent, dan sa mahātmā su-durlabhaḥ: ‘Zo’n grote ziel is heel zeldzaam.’ Daarom kan niemand Kṛṣṇa kennen zoals Hij is (tattvataḥ) zonder devotionele dienst aan Hem te beoefenen, zelfs al is men een groot geleerde of filosoof. Omdat Kṛṣṇa Zijn toegewijden goedgezind is, kunnen alleen zuivere toegewijden iets begrijpen van de onvoorstelbare, transcendentale kwaliteiten van Kṛṣṇa en van Zijn almacht en volheid, Zijn rijkdom, roem, kracht, schoonheid, kennis en onthechting en dat Hij de oorzaak van alle oorzaken is. Hij is het hoogste aspect van Brahman-realisatie en de toegewijden kunnen zich van Hem bewust worden zoals Hij is. Er wordt daarom gezegd:

ataḥ śrī-kṛṣṇa-nāmādi
na bhaved grāhyam indriyaiḥ
sevonmukhe hi jihvādau
svayam eva sphuraty adaḥ
ataḥ śrī-kṛṣṇa-nāmādi
na bhaved grāhyam indriyaiḥ
sevonmukhe hi jihvādau
svayam eva sphuraty adaḥ

“No one can understand Kṛṣṇa as He is by the blunt material senses. But He reveals Himself to the devotees, being pleased with them for their transcendental loving service unto Him.” (Bhakti-rasāmṛta-sindhu 1.2.234)

‘Niemand kan Kṛṣṇa begrijpen zoals Hij is met behulp van de botte, materiële zintuigen. Maar Hij onthult Zich aan Zijn toegewijden, omdat Hij tevreden over hen is door hun transcendentale liefdedienst aan Hem.’ (Bhakti-rasāmṛta-sindhu 1.2.234)