TEXT 77
TEXT 77
Devanagari
Devanagari
विस्मयो मे महान्राजन्हृष्यामि च पुन: पुन: ॥ ७७ ॥
Text
Tekst
rūpam aty-adbhutaṁ hareḥ
vismayo me mahān rājan
hṛṣyāmi ca punaḥ punaḥ
rūpam aty-adbhutaṁ hareḥ
vismayo me mahān rājan
hṛṣyāmi ca punaḥ punaḥ
Synonyms
Synoniemen
tat — die; ca — en; saṁsmṛtya — herinnerend; saṁsmṛtya — herinnerend; rūpam — gedaante; ati — buitengewoon; adbhutam — wonderbaarlijke; hareḥ — van Heer Kṛṣṇa; vismayaḥ — ontzag; me — mijn; mahān — groot; rājan — o koning; hṛṣyāmi — ik verheug me; ca — ook; punaḥ punaḥ — herhaaldelijk.
Translation
Vertaling
O King, as I remember the wonderful form of Lord Kṛṣṇa, I am struck with wonder more and more, and I rejoice again and again.
O koning, nu ik me die wonderbaarlijke gedaante van Heer Kṛṣṇa herhaaldelijk voor de geest haal, word ik bevangen door een steeds grotere verbazing en verheug ik me telkens weer.
Purport
Betekenisverklaring
It appears that Sañjaya also, by the grace of Vyāsa, could see the universal form Kṛṣṇa exhibited to Arjuna. It is, of course, said that Lord Kṛṣṇa had never exhibited such a form before. It was exhibited to Arjuna only, yet some great devotees could also see the universal form of Kṛṣṇa when it was shown to Arjuna, and Vyāsa was one of them. He is one of the great devotees of the Lord, and he is considered to be a powerful incarnation of Kṛṣṇa. Vyāsa disclosed this to his disciple Sañjaya, who remembered that wonderful form of Kṛṣṇa exhibited to Arjuna and enjoyed it repeatedly.
Door de genade van Vyāsa blijkt ook Sañjaya in staat te zijn geweest de kosmische gedaante van Kṛṣṇa te aanschouwen die aan Arjuna getoond werd. Er werd gezegd dat Heer Kṛṣṇa een dergelijke gedaante nooit eerder had vertoond. Ze werd alleen aan Arjuna getoond, maar toch konden ook sommige grote toegewijden de kosmische gedaante van Kṛṣṇa zien toen deze aan Arjuna werd getoond, en Vyāsa was een van hen. Hij is een van de grote toegewijden van de Heer en hij wordt beschouwd als een krachtige incarnatie van Kṛṣṇa. Vyāsa onthulde deze visie aan zijn discipel Sañjaya, die zich de wonderbaarlijke gedaante van Kṛṣṇa, die aan Arjuna werd getoond, herinnerde en er telkens weer vreugde aan beleefde.