Skip to main content

TEXT 62

TEXT 62

Devanagari

Devanagari

तमेव शरणं गच्छ सर्वभावेन भारत ।
तत्प्रसादात्परां शान्तिं स्थानं प्राप्स्यसि शाश्वतम् ॥ ६२ ॥

Text

Tekst

tam eva śaraṇaṁ gaccha
sarva-bhāvena bhārata
tat-prasādāt parāṁ śāntiṁ
sthānaṁ prāpsyasi śāśvatam
tam eva śaraṇaṁ gaccha
sarva-bhāvena bhārata
tat-prasādāt parāṁ śāntiṁ
sthānaṁ prāpsyasi śāśvatam

Synonyms

Synoniemen

tam — unto Him; eva — certainly; śaraṇam gaccha — surrender; sarva-bhāvena — in all respects; bhārata — O son of Bharata; tat-prasādāt — by His grace; parām — transcendental; śāntim — peace; sthānam — the abode; prāpsyasi — you will get; śāśvatam — eternal.

tam — aan Hem; eva — zeker; śaraṇam gaccha — geef je over; sarva-bhāvena — in alle opzichten; bhārata — o afstammeling van Bharata; tat-prasādāt — door Zijn genade; parām — transcendentale; śāntim — vrede; sthānam — de verblijfplaats; prāpsyasi — je zult bereiken; śāśvatam — eeuwige.

Translation

Vertaling

O scion of Bharata, surrender unto Him utterly. By His grace you will attain transcendental peace and the supreme and eternal abode.

O afstammeling van Bharata, geef je volledig aan Hem over. Door Zijn genade zul je transcendentale vrede vinden en het allerhoogste, eeuwige koninkrijk bereiken.

Purport

Betekenisverklaring

A living entity should therefore surrender unto the Supreme Personality of Godhead, who is situated in everyone’s heart, and that will relieve him from all kinds of miseries of this material existence. By such surrender, not only will one be released from all miseries in this life, but at the end he will reach the Supreme God. The transcendental world is described in the Vedic literature (Ṛg Veda 1.22.20) as tad viṣṇoḥ paramaṁ padam. Since all of creation is the kingdom of God, everything material is actually spiritual, but paramaṁ padam specifically refers to the eternal abode, which is called the spiritual sky or Vaikuṇṭha.

Een levend wezen moet zich dus overgeven aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die in ieders hart aanwezig is, en daardoor zal het bevrijd worden van alle soorten ellende in het materiële bestaan. Door deze overgave zal men niet alleen bevrijd worden van alle ellende in dit leven, maar aan het eind zal men de Allerhoogste God bereiken.

In de Vedische literatuur (Ṛg-veda 1.22.20) wordt de transcendentale wereld beschreven als tad viṣṇoḥ paramaṁ padam. Omdat de hele schepping het koninkrijk van God is, is alles wat materieel is eigenlijk spiritueel, maar paramaṁ padam verwijst in het bijzonder naar de eeuwige verblijfplaats, die de spirituele hemel of Vaikuṇṭha wordt genoemd.

In the Fifteenth Chapter of Bhagavad-gītā it is stated, sarvasya cāhaṁ hṛdi sanniviṣṭaḥ: the Lord is seated in everyone’s heart. So this recommendation that one should surrender unto the Supersoul sitting within means that one should surrender unto the Supreme Personality of Godhead, Kṛṣṇa. Kṛṣṇa has already been accepted by Arjuna as the Supreme. He was accepted in the Tenth Chapter as paraṁ brahma paraṁ dhāma. Arjuna has accepted Kṛṣṇa as the Supreme Personality of Godhead and the supreme abode of all living entities, not only because of his personal experience but also because of the evidence of great authorities like Nārada, Asita, Devala and Vyāsa.

In het vijftiende hoofdstuk van de Bhagavad-gītā wordt gezegd: sarvasya cāhaṁ hṛdi sanniviṣṭaḥ — de Heer is aanwezig in ieders hart. De aanbeveling dat men zich moet overgeven aan de Superziel die binnenin aanwezig is, betekent dus dat men zich aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa moet overgeven. Kṛṣṇa werd door Arjuna al aanvaard als de Allerhoogste; in het tiende hoofdstuk werd Hij aanvaard als paraṁ brahma paraṁ dhāma. Arjuna heeft Kṛṣṇa aanvaard als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods en de allerhoogste verblijfplaats van alle levende wezens. Hij deed dat niet alleen op grond van zijn persoonlijke ervaring, maar ook op basis van de verklaringen van grote gezaghebbende personen zoals Nārada, Asita, Devala en Vyāsa.