TEXT 3

Text

Tekst

jñeyaḥ sa nitya-sannyāsī
yo na dveṣṭi na kāṅkṣati
nirdvandvo hi mahā-bāho
sukhaṁ bandhāt pramucyate

Synonyms

Synoniemen

jñeyaḥ — sollte gekannt werden; saḥ — er; nitya — immer; sannyāsī — jemand, der Entsagung übt; yaḥ — der; na — niemals; dveṣṭi — verabscheut; na — und nicht; kāṅkṣati — wünscht; nirdvandvaḥ — frei von aller Dualität; hi — gewiß; mahā-bāho — o Starkarmiger; sukham — glücklich; bandhāt — von Bindung; pramucyate — wird völlig befreit.

jñeyaḥ — zou bekend moeten zijn; saḥ — hij; nitya — altijd; sannyāsī — iemand die zich onthecht; yaḥ — wie; na — nooit; dveṣṭi — verafschuwt; na — evenmin; kāṅkṣati — begeert; nirdvandvaḥ — vrij van alle dualiteiten; hi — zeker; mahā-bāho — o sterkgearmde; sukham — vreugdevol; bandhāt — van gebondenheid; pramucyate — raakt volkomen bevrijd.

Translation

Vertaling

Wer die Früchte seiner Tätigkeiten weder haßt noch begehrt, ist immer in Entsagung verankert. Ein solcher Mensch, befreit von aller Dualität, überwindet leicht die materielle Knechtschaft und ist völlig befreit, o starkarmiger Arjuna.

Wie de vruchten van zijn activiteiten verlangt noch verafschuwt, staat bekend als iemand die altijd onthecht is. Zo iemand die vrij is van dua-liteiten, overwint gemakkelijk de gebondenheid aan materie en raakt volkomen bevrijd, o sterkgearmde Arjuna.

Purport

Betekenisverklaring

ERLÄUTERUNG: Wer im Kṛṣṇa-Bewußtsein fest verankert ist, ist immer entsagungsvoll, weil er die Ergebnisse seiner Tätigkeiten weder haßt noch begehrt. Solch ein entsagungsvoller Mensch, der sich dem transzendentalen liebevollen Dienst des Herrn geweiht hat, verfügt über vollkommenes Wissen, da er seine wesensgemäße Stellung in Beziehung zu Kṛṣṇa kennt. Er weiß sehr wohl, daß Kṛṣṇa das Ganze und daß er ein winziger Teil Kṛṣṇas ist. Dieses Wissen ist vollkommen, weil es die qualitative und quantitative Beziehung des Lebewesens zum Höchsten richtig beschreibt. Zu glauben, das Lebewesen sei mit Kṛṣṇa eins, entspricht nicht der Wahrheit, denn der Teil kann niemals dem Ganzen ebenbürtig sein. Jemand, der erkennt, daß er qualitativ mit Kṛṣṇa eins, doch quantitativ von Ihm verschieden ist, besitzt korrektes transzendentales Wissen, und dieses Wissen führt den Menschen zu innerer Erfüllung, so daß es für ihn nichts mehr gibt, wonach er strebt und worüber er klagt. In seinem Geist gibt es keine Dualität, denn alles, was er tut, tut er für Kṛṣṇa. Wer auf diese Weise von allen Dualitäten frei geworden ist, befindet sich – sogar in der materiellen Welt – auf der befreiten Stufe.

Wie volledig Kṛṣṇa-bewust is, is altijd iemand die zich onthecht, omdat hij geen haat of verlangen voelt voor de resultaten van zijn activiteiten. Zo iemand die zich onthecht, die zich wijdt aan de transcendentale liefdedienst aan de Heer, is volledig gekwalificeerd op het gebied van kennis, omdat hij weet wat zijn wezenlijke positie is in zijn relatie met Kṛṣṇa. Hij weet heel goed dat Kṛṣṇa het geheel is en dat hij een integrerend deeltje is van Kṛṣṇa. Zulke kennis is perfect, omdat ze zowel kwalitatief als kwantitatief correct is. Het concept van eenheid met Kṛṣṇa is incorrect, omdat een deel nooit gelijk kan zijn aan het geheel. De kennis dat men īīn is in kwaliteit, maar verschillend in kwantiteit is correcte transcendentale kennis waardoor men volledig in zichzelf voldaan raakt en niets meer nastreeft of betreurt. Er bestaat geen dualiteit meer in zijn geest, omdat hij alles wat hij doet, wat het ook is, voor Kṛṣṇa doet. Door op die manier boven het niveau van dualiteiten te staan, is men — zelfs in de materiële wereld — bevrijd.