Skip to main content

TEXT 14

TEXT 14

Verš

Tekst

daivī hy eṣā guṇa-mayī
mama māyā duratyayā
mām eva ye prapadyante
māyām etāṁ taranti te
daivī hy eṣā guṇa-mayī
mama māyā duratyayā
mām eva ye prapadyante
māyām etāṁ taranti te

Synonyma

Synoniemen

daivī — transcendentální; hi — jistě; eṣā — tato; guṇa-mayī — složená ze tří kvalit hmotné přírody; mama — Moje; māyā — energie; duratyayā — kterou je nesmírně obtížné překonat; mām — Mně; eva — jistě; ye — ti, kdo; prapadyante — odevzdávají se; māyām etām — tuto matoucí energii; taranti — překonají; te — oni.

daivī — transcendentaal; hi — zeker; eṣā — deze; guṇa-mayī — bestaande uit de drie hoedanigheden van de materiële natuur; mama — Mijn; māyā — energie; duratyayā — heel moeilijk te overwinnen; mām — aan Mij; eva — zeker; ye — zij die; prapadyante — zich overgeven; māyām etām — deze illusionerende energie; taranti — overwinnen; te — zij.

Překlad

Vertaling

Tuto Mou božskou energii, složenou ze tří kvalit hmotné přírody, je těžké překonat, ale ti, kdo se Mi odevzdali, ji zdolají velmi snadno.

Deze goddelijke energie van Mij, die is samengesteld uit de drie hoedanigheden van de materiële natuur, is moeilijk te overwinnen. Maar zij die zich aan Mij hebben overgegeven, komen haar gemakkelijk te boven.

Význam

Betekenisverklaring

Nejvyšší Pán, Osobnost Božství, má nesčetně mnoho energií a všechny jsou božské. I živé bytosti jsou jednou z Jeho božských energií, ale jakmile přijdou do styku s hmotnou energií, je jejich původní duchovní síla zahalena. Když je zahalí hmotná energie, nemohou se nijak vymanit z jejího vlivu. Jak bylo uvedeno dříve, hmotná i duchovní energie jsou emanacemi Nejvyšší Osobnosti Božství, a proto jsou obě věčné. Živé bytosti patří k věčné vyšší energii Pána, ale vzhledem ke znečištění nižší energií, hmotou, je věčná i jejich iluze. Proto se podmíněná duše nazývá nitya-baddha, věčně podmíněná. Nikdo nezjistí v dějinách hmotného světa historii jejího podmínění. I když je tedy hmotná příroda nižší energií, být vysvobozen z jejího zajetí je nesmírně obtížné, jelikož ji z konečného hlediska řídí svrchovaná vůle, kterou živá bytost nemůže překonat. Nižší, hmotná příroda je zde nazvána božskou proto, že je spojena s Bohem a jedná podle Jeho transcendentální vůle. Přestože je nižší povahy, pod vedením Nejvyššího podivuhodně působí při vzniku a zániku vesmírného projevu. Vedy to dokládají takto: māyāṁ tu prakṛtiṁ vidyān māyinaṁ tu maheśvaram.Māyā (iluze) je nepravá či dočasná, ale v jejím pozadí stojí svrchovaný kouzelník, Osobnost Božství jménem Maheśvara, Nejvyšší Vládce.” (Śvetāśvatara Upaniṣad 4.10)

De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods heeft ontelbaar veel ener-gieën en al deze energieën zijn goddelijk. Hoewel de levende wezens deel uitmaken van Zijn energieën en daarom ook goddelijk zijn, is hun oorspronkelijke, hogere kracht bedekt door hun contact met de materiële energie. Wie door de materiële energie bedekt is geraakt, kan haar invloed onmogelijk te boven komen.

Zoals eerder gezegd zijn zowel de materiële als de spirituele natuur eeuwig, omdat ze emanaties van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zijn. De levende wezens horen bij de eeuwige, hogere natuur van de Heer, maar omdat ze door de lagere natuur, de materie, onzuiver zijn geworden, is hun illusie ook eeuwig. De geconditioneerde ziel wordt daarom nitya-baddha genoemd, eeuwig geconditioneerd. Niemand kan in de materiële geschiedenis een datum achterhalen waarop hij geconditioneerd is geraakt. Ook al is de materiële energie een lagere energie, de bevrijding van het levend wezen uit de greep van de materiële energie is heel moeilijk, omdat de materiële energie uiteindelijk bestuurd wordt door de allerhoogste wil, die het levend wezen niet te boven kan komen.

De lagere, materiële energie wordt in dit vers gedefinieerd als een goddelijke natuur door haar verbinding met het goddelijke en omdat ze bewogen wordt door de goddelijke wil. Hoewel de materiële energie de lagere energie is, is het wonderbaarlijk hoe ze functioneert in de opbouw en vernietiging van de gemanifesteerde kosmos. Dit komt doordat ze bestuurd wordt door de goddelijke wil. De Veda’s bevestigen dit als volgt: māyāṁ tu prakṛtiṁ vidyān māyinaṁ tu maheśvaram. ‘Hoewel māyā [illusie] zelf onwerkelijk is of tijdelijk, is de oorsprong van māyā de allerhoogste magiër, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die Maheśvara is, de allerhoogste bestuurder.’ (Śvetāśvatara Upaniṣad 4.10)

Slovo guṇa znamená také provaz — podmíněná duše je pevně spoutána provazy iluze. Člověk, který má spoutané ruce i nohy, se není schopen vysvobodit sám a nemůže být ani vysvobozen někým, kdo je na tom stejně jako on. Musí mu pomoci někdo, kdo spoutaný není. Spoutaný nemůže pomoci spoutanému — zachránce musí být volný. Vysvobodit podmíněnou duši proto může jedině Pán Kṛṣṇa či Jeho pravý zástupce, duchovní učitel. Bez této pomoci vyššího řádu se z pout hmotné přírody nelze dostat. K volnosti může živé bytosti pomoci oddaná služba, rozvíjení vědomí Kṛṣṇy. Kṛṣṇa, který je Pánem matoucí energie, může této nepřekonatelné energii nařídit, aby podmíněnou duši pustila na svobodu. Nařizuje to z bezpříčinné milosti k odevzdané duši a z otcovské lásky k živé bytosti, jež je původně Jeho milovaným dítětem. Odevzdat se lotosovým nohám Pána je tedy jediný způsob, jak se vysvobodit ze zajetí neúprosné hmotné přírody.

Een andere betekenis van het woord ‘guṇa’ is ‘koord’, wat aangeeft dat de geconditioneerde ziel stevig vastgebonden is met de koorden van illusie. Wie met handen en voeten gebonden is kan zichzelf niet bevrijden — hij moet worden geholpen door een persoon die niet gebonden is. Omdat iemand die gebonden is, andere gebonden personen niet kan helpen, moet de redder zelf een bevrijd persoon zijn. Daarom kan alleen Heer Kṛṣṇa of Zijn bonafide vertegenwoordiger, de spiritueel leraar, de geconditioneerde ziel bevrijden. Zonder deze hulp van bovenaf kan niemand bevrijd raken uit de gebondenheid in de materiële natuur. Devotionele dienst of Kṛṣṇa-bewustzijn kan iemand helpen deze bevrijding te bereiken. Kṛṣṇa, die de Heer van de illusionerende energie is, kan deze onoverkomelijke energie het bevel geven de geconditioneerde ziel vrij te laten. Hij zal de opdracht voor deze vrijlating geven uit Zijn grondeloze genade en uit vaderlijke liefde voor het levend wezen, dat oorspronkelijk een geliefde zoon van de Heer is. Zich overgeven aan de lotusvoeten van de Heer is daarom de enige manier om vrij te komen uit de greep van de onverbiddelijke materiële natuur.

Významná jsou také slova mām eva. Mām znamená jedině Kṛṣṇovi (Viṣṇuovi), nikoliv Brahmovi či Śivovi. I když jsou Brahmā a Śiva na vysoké úrovni, téměř na stejné úrovni jako Viṣṇu, nemohou tito zástupci rajo-guṇy (vášně) a tamo-guṇy (nevědomosti) vysvobodit podmíněnou duši ze zajetí māyi — i oni podléhají jejímu vlivu. Māyi vládne pouze Viṣṇu, a proto jedině On může zajistit podmíněné duši svobodu. Vedy (Śvetāśvatara Upaniṣad 3.8) to dokládají slovy tam eva viditvā, “Svobodu lze nalézt jedině poznáním Kṛṣṇy.” Dokonce i Pán Śiva potvrzuje, že osvobození je možné dosáhnout jen milostí Viṣṇua: mukti-pradātā sarveṣāṁ viṣṇur eva na saṁśayaḥ — “Není pochyb o tom, že Viṣṇu je dárcem osvobození pro všechny.”

De woorden ‘mām eva’ zijn ook belangrijk. Mām betekent alleen aan Kṛṣṇa (Viṣṇu) en niet aan Brahmā of Śiva. Hoewel Brahmā en Śiva zeer verheven zijn en zich bijna op het niveau van Viṣṇu bevinden, zijn deze incarnaties van rajo-guṇa (hartstocht) en tamo-guṇa (onwetendheid) niet in staat de geconditioneerde ziel uit de greep van māyā te bevrijden. Met andere woorden, zowel Brahmā als Śiva staan onder invloed van māyā. Alleen Viṣṇu is de meester van māyā en daarom kan alleen Hij de geconditioneerde ziel bevrijding geven. De Veda’s (Śvetāśvatara Upaniṣad 3.8) bevestigen dit met de uitspraak tam eva viditvā: ‘Vrijheid is alleen mogelijk wanneer men Kṛṣṇa doorgrondt.’ Zelfs Heer Śiva beaamt dat iemand alleen door de genade van Viṣṇu bevrijd kan worden. Heer Śiva zegt: mukti-pradātā sarveṣāṁ viṣṇur eva na saṁśayaḥ: ‘Er bestaat geen twijfel over dat het Viṣṇu is die iedereen bevrijding toekent.’