Skip to main content

TEXTS 8-12

TEXTS 8-12

Verš

Tekst

amānitvam adambhitvam
ahiṁsā kṣāntir ārjavam
ācāryopāsanaṁ śaucaṁ
sthairyam ātma-vinigrahaḥ
amānitvam adambhitvam
ahiṁsā kṣāntir ārjavam
ācāryopāsanaṁ śaucaṁ
sthairyam ātma-vinigrahaḥ
indriyārtheṣu vairāgyam
anahaṅkāra eva ca
janma-mṛtyu-jarā-vyādhi-
duḥkha-doṣānudarśanam
indriyārtheṣu vairāgyam
anahaṅkāra eva ca
janma-mṛtyu-jarā-vyādhi-
duḥkha-doṣānudarśanam
asaktir anabhiṣvaṅgaḥ
putra-dāra-gṛhādiṣu
nityaṁ ca sama-cittatvam
iṣṭāniṣṭopapattiṣu
asaktir anabhiṣvaṅgaḥ
putra-dāra-gṛhādiṣu
nityaṁ ca sama-cittatvam
iṣṭāniṣṭopapattiṣu
mayi cānanya-yogena
bhaktir avyabhicāriṇī
vivikta-deśa-sevitvam
aratir jana-saṁsadi
mayi cānanya-yogena
bhaktir avyabhicāriṇī
vivikta-deśa-sevitvam
aratir jana-saṁsadi
adhyātma-jñāna-nityatvaṁ
tattva-jñānārtha-darśanam
etaj jñānam iti proktam
ajñānaṁ yad ato ’nyathā
adhyātma-jñāna-nityatvaṁ
tattva-jñānārtha-darśanam
etaj jñānam iti proktam
ajñānaṁ yad ato ’nyathā

Synonyma

Synoniemen

amānitvam — pokora; adambhitvam — skromnost; ahiṁsā — nenásilí; kṣāntiḥ — snášenlivost; ārjavam — přímost; ācārya-upāsanam — obracení se na pravého duchovního učitele; śaucam — čistota; sthairyam — stálost; ātma-vinigrahaḥ — sebeovládání; indriya-artheṣu — co se týče smyslů; vairāgyam — odříkání; anahaṅkāraḥ — oproštěnost od falešného ega; eva — jistě; ca — také; janma — zrození; mṛtyu — smrti; jarā — stáří; vyādhi — a nemoci; duḥkha — neštěstí; doṣa — chyba; anudarśanam — pozorování; asaktiḥ — neulpívání; anabhiṣvaṅgaḥ — zůstávání bez svazku; putra — syna; dāra — manželky; gṛha-ādiṣu — domova atd; nityam — stálá; ca — a; sama-cittatvam — vyrovnanost; iṣṭa — žádoucí; aniṣṭa — nežádoucí; upapattiṣu — při získání; mayi — Mně; ca — rovněž; ananya-yogena — skrze čistou oddanou službu; bhaktiḥ — oddanost; avyabhicāriṇī — nenarušená; vivikta — k odlehlým; deśa — místům; sevitvam — tíhnutí; aratiḥ — nepřipoutanost; jana-saṁsadi — k masám lidí; adhyātma — týkající se vlastního já; jñāna — v poznání; nityatvam — stálost; tattva-jñāna — poznání pravdy; artha — s cílem; darśanam — filozofie; etat — to vše; jñānam — poznání; iti — takto; proktam — prohlášeno; ajñānam — nevědomost; yat — to, co; ataḥ — než toto; anyathā — jiné.

amānitvam — nederigheid; adambhitvam — bescheidenheid; ahiṁsā — geweldloosheid; kṣāntiḥ — verdraagzaamheid; ārjavam — eenvoud; ācārya-upāsanam — een bonafide spiritueel leraar benaderen; śaucam — reinheid; sthairyam — standvastigheid; ātma-vinigrahaḥ — zelfbeheersing; indriya-artheṣu — wat betreft de zintuigen; vairāgyam — onthechting; anahaṅkāraḥ — zonder vals egoïsme zijn; eva — zeker; ca — en; janma — van geboorte; mṛtyu — dood; jarā — ouderdom; vyādhi — en ziekte; duḥkha — van de ellende; doṣa — de onvolkomenheid; anudarśanam — waarneming; asaktiḥ — zonder gehechtheid zijn; anabhiṣvaṅgaḥ — zonder omgang te hebben; putra — voor zoon; dāra — vrouw; gṛha-ādiṣu — huis enz; nityam — voortdurend; ca — en; sama-cittatvam — evenwichtigheid van geest; iṣṭa — het wenselijke; aniṣṭa — het onwenselijke; upapattiṣu — omstandigheden; mayi — voor Mij; ca — en; ananya-yogena — door onvermengde devotionele dienst; bhaktiḥ — devotie; avyabhicāriṇī — zonder onderbreking; vivikta — naar afgezonderde; deśa — plaatsen; sevitvam — strevend; aratiḥ — zonder gehechtheid zijn; jana-saṁsadi — aan de mensenmassa; adhyātma — met betrekking tot het zelf; jñāna — van kennis; nityatvam — standvastigheid; tattva-jñāna — van kennis over de waarheid; artha — van het doel; darśanam — filosofie; etat — dit alles; jñānam — kennis; iti — zo; proktam — genoemd; ajñānam — onwetendheid; yat — dat wat; ataḥ — dan dit; anyathā — andere.

Překlad

Vertaling

Pokora, skromnost, nenásilí, snášenlivost, přímost, obracení se na pravého duchovního učitele, čistota, stálost, sebeovládání, zříkání se objektů smyslového požitku, oproštěnost od falešného ega, chápání špatnosti zrození, smrti, stáří a nemoci, neulpívání, nezapletenost s dětmi, manželkou, domovem a ostatními věcmi, vyrovnanost mysli za příjemných i nepříjemných událostí, trvalá a ryzí oddanost Mně, tíhnutí k životu v ústraní, neulpívání na masách lidí, uznávání důležitosti seberealizace a filozofické hledání Absolutní Pravdy — to vše prohlašuji za poznání. Všechno ostatní je naopak nevědomost.

Nederigheid; bescheidenheid; geweldloosheid; verdraagzaamheid; eenvoud; het benaderen van een bonafide spiritueel leraar; reinheid; standvastigheid; zelfbeheersing; onthechting van objecten van zinsbevrediging; afwezigheid van vals ego; het inzicht dat geboorte, dood, ouderdom en ziekte bronnen van ellende zijn; onthechting; vrijheid van verstrikking met kinderen, vrouw, huis en de rest; gelijkmoedigheid zowel tijdens aangename als onaangename gebeurtenissen; voortdurende en onvermengde devotie voor Mij; ernaar streven om in een afgezonderde plaats te wonen; terughoudendheid ten opzichte van gewone mensen; het aanvaarden van het belang van zelfrealisatie, en filosofisch zoeken naar de Absolute Waarheid — dit alles noem Ik kennis en alles daarbuiten is onwetendheid.

Význam

Betekenisverklaring

Méně inteligentní lidé někdy mylně považují tyto zásady vedoucí k poznání za projev vzájemného působení prvků pole. Toto je však ve skutečnosti pravý proces dosažení poznání. Ten, kdo přijme tyto zásady za směrodatné, může přistoupit k Absolutní Pravdě. Nejsou projevem interakce dvaceti čtyř prvků — jedná se o způsob, kterým se lze vymanit ze styku s těmito prvky. Vtělená duše je uvězněna v těle, což je pokryv z dvaceti čtyř prvků, a zde popsané zásady poznání umožňují osvobodit se od něho. Nejdůležitější ze všech zásad je uvedena v prvním řádku jedenáctého verše: mayi cānanya-yogena bhaktir avyabhicāriṇī, cesta poznání vede k čisté oddané službě Pánu. Pokud tedy živá bytost nepřikročí či není schopna přikročit k transcendentální službě Pánu, nemá zbývajících devatenáct aspektů žádnou zvláštní hodnotu. Začne-li však rozvíjet oddanou službu s úplným vědomím Kṛṣṇy, zbývajících devatenáct aspektů se u ní samočinně vyvine. Ve Śrīmad-Bhāgavatamu (5.18.12) stojí: yasyāsti bhaktir bhagavaty akiñcanā sarvair guṇais tatra samāsate surāḥ. U toho, kdo dospěl na úroveň oddané služby, se vyvinou všechny dobré vlastnosti, které náleží k poznání. Přijetí duchovního učitele, uvedené v osmém verši, je nanejvýš důležité — i pro toho, kdo přijal oddanou službu za svou. Transcendentální život začíná právě přijetím kvalifikovaného duchovního učitele. Nejvyšší Osobnost Božství, Śrī Kṛṣṇa, zde jasně říká, že tato cesta poznání je tou pravou cestou. Jakékoliv jiné, vymyšlené věci jsou nesmysly.

Dit kennissysteem wordt door minder intelligente personen verkeerd begrepen als de interactie van het veld van activiteit. Maar in werkelijkheid is dit het ware kennissysteem. Wie dit systeem aanvaardt, kan dichter bij de Absolute Waarheid komen. Dit is niet de interactie van de hiervoor beschreven vierentwintig elementen. Dit is werkelijk het middel om uit de verstrikking van die elementen te komen. De belichaamde ziel zit vast in het lichaam, dat een omhulsel is, gemaakt van vierentwintig elementen. Het kennissysteem dat hier beschreven wordt, is een middel om daar uit te komen.

Van alle onderdelen van het kennissysteem wordt het belangrijkste in de eerste regel van het elfde vers beschreven: mayi cānanya-yogena bhaktir avya-bhicāriṇī — het kennissysteem eindigt in onvermengde devotionele dienst aan de Heer. Als iemand dus niet tot transcendentale dienst aan de Heer komt, of niet in staat is daartoe te komen, dan hebben de andere negentien onderdelen weinig waarde. Maar wanneer iemand zich in volledig Kṛṣṇa-bewustzijn op devotionele dienst toelegt, dan ontwikkelen de overige negentien onderdelen zich vanzelf in hem. Zo wordt in het Śrīmad-Bhāgavatam (5.18.12) gezegd: yasyāsti bhaktir bhagavaty akiñcanā sarvair guṇais tatra samāsate surāḥ. Alle goede eigenschappen die voortkomen uit kennis, ontwikkelen zich in iemand die tot het niveau van devotionele dienst is gekomen.

Het principe van het aanvaarden van een spiritueel leraar, waarover in het achtste vers gesproken wordt, is essentieel. Zelfs voor iemand die zich toelegt op devotionele dienst, is het heel belangrijk. Het transcendentale leven begint wanneer men een bonafide spiritueel leraar aanvaardt. De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Śrī Kṛṣṇa, verklaart hier duidelijk dat dit kennissysteem het werkelijke pad is. Alle speculatie die daaraan voorbijgaat is onzin.

Jednotlivé aspekty poznání, které je zde nastíněno, můžeme rozebrat následovně. Pokora znamená, že nedychtíme po uspokojení plynoucím z projevované úcty. Hmotné pojetí života v nás vyvolává velkou touhu po uznání, ale pro člověka vyznačujícího se dokonalým poznáním — který ví, že není toto tělo — je cokoliv týkající se těla bezcenné; to platí pro úctu i pohanu. Za tímto hmotným klamem by se nikdo neměl honit. Lidé dychtí po tom, aby byli slavní pro svou víru, a proto někdy vidíme, že člověk nechápající náboženské zásady se stane členem nějaké náboženské organizace, která se ve skutečnosti neřídí náboženskými zásadami, a potom se chce všude vydávat za náboženského mravokárce. Každý by si měl ověřit, jak je na tom se skutečným pokrokem v duchovní vědě. To může posoudit podle uvedených aspektů.

De verschillende onderdelen van de kennis die hier uiteengezet is, kunnen als volgt worden geanalyseerd. Nederigheid betekent dat men niet moet verlangen naar de voldoening die voortkomt uit verering door anderen. De materialistische levensopvatting doet ons ernaar hunkeren door anderen geëerd te worden, maar vanuit het gezichtspunt van iemand met perfecte kennis — iemand die weet dat hij dit lichaam niet is — is alles met betrekking tot het lichaam, of het nu eer is of schande, waardeloos. Men moet niet naar dit materiële bedrog verlangen. Mensen willen heel graag beroemd zijn op grond van hun religie en als gevolg daarvan zien we soms dat iemand zich aansluit bij een groep die eigenlijk geen religieuze principes volgt, zonder de principes van religie te begrijpen en dat hij zich vervolgens wil laten gelden als een religieus leider. Om te zien in hoeverre men werkelijk vooruitgang maakt in de spirituele wetenschap, heeft men iets nodig waaraan men die vooruitgang kan toetsen. Men kan zich hierover een oordeel vormen aan de hand van deze onderdelen.

Nenásilí je obvykle chápáno jako nezabíjení či neubližování tělu, ale jeho skutečný význam je nepřivádět druhé do neštěstí. Lidé jsou drženi nevědomostí v pasti hmotného pojetí života a neustále zakoušejí hmotné utrpení. Pokud se je tedy nesnažíme pozvednout na úrovneň duchovního poznání, dopouštíme se násilí. Měli bychom se co nejvíce snažit rozdávat všem skutečné poznání, aby se poučili a mohli uniknout z hmotného zajetí. To je nenásilí.

Geweldloosheid wordt meestal gezien als het niet doden of vernietigen van het lichaam, maar eigenlijk betekent geweldloosheid dat men anderen geen leed berokkent. In het algemeen zitten mensen door onwetendheid gevangen in de materialistische levensopvatting en ondergaan ze voortdurend materieel leed. Wanneer iemand de mensen niet tot spirituele kennis verheft, begaat hij dus geweld. Men moet zijn best doen om echte kennis aan de mensen te verspreiden, zodat ze verlicht kunnen worden en deze materiële verstrikking kunnen verlaten. Dat is geweldloosheid.

Snášenlivost znamená naučit se snášet urážky a potupu. Pokud někdo rozvíjí duchovní poznání, druzí ho budou urážet a hanět. S tím se musí počítat, protože taková je povaha hmotné přírody. Dokonce i chlapec jako Prahlāda, kterému bylo teprve pět let a který v tomto věku již rozvíjel duchovní poznání, byl v nebezpečí, když se jeho otec stavěl proti jeho oddanosti. Snažil se svého syna mnoha způsoby zabít, ale Prahlāda ho toleroval. Pokroku v duchovním poznání může stát v cestě mnoho překážek, ale my bychom měli být snášenliví a s rozhodností pokračovat.

Verdraagzaamheid betekent dat iemand geoefend moet zijn in het verdragen van beledigingen en hoon van anderen. Wanneer iemand bezig is vooruitgang te maken in spirituele kennis, zullen er zoveel beledigingen zijn en zal er zo veel hoon van anderen komen. Dit is te verwachten, want zo zit de materiële natuur nu eenmaal in elkaar. Zelfs Prahlāda, een jongen die al op zijn vijfde bezig was met het cultiveren van spirituele kennis, verkeerde in gevaar omdat zijn vader vijandig stond tegenover zijn devotie. De vader van Prahlāda probeerde hem op alle mogelijke manieren te doden, maar Prahlāda tolereerde het gedrag van zijn vader. Er mogen dan veel belemmeringen zijn om vooruitgang te maken in spirituele kennis, maar we moeten verdraagzaam zijn en vastberaden met onze ontwikkeling doorgaan.

Přímost znamená, že člověk nemá jednat diplomaticky a má být tak přímočarý, že dokáže vyjevit pravdu i nepříteli. Přijetí pravého duchovního učitele je nezbytné, protože bez jeho pokynů nelze dosahovat pokroku v duchovní vědě. Na duchovního učitele se je třeba obracet se vší pokorou a prokazovat mu veškeré služby, aby pak svému žákovi milostivě požehnal. Duchovní učitel je zástupcem Kṛṣṇy, a když tedy dá svému žákovi požehnání, žák dosáhne okamžitého pokroku i bez dodržování všech usměrňujících pravidel. Pro toho, kdo bezvýhradně slouží duchovnímu učiteli, budou tato pravidla lehčí.

Eenvoud betekent dat iemand zonder sluwe diplomatie zo eerlijk en open moet zijn, dat hij zelfs aan een vijand de waarheid kan onthullen.

Wat het benaderen van een spiritueel leraar betreft, dat is essentieel, want zonder de instructies van een bonafide spiritueel leraar kan niemand vooruitgang maken in de spirituele wetenschap. Men moet de spiritueel leraar in alle nederigheid benaderen en hem allerlei diensten verlenen, zodat hij tevreden zal zijn en de discipel zijn zegeningen zal geven. Omdat de bonafide spiritueel leraar een vertegenwoordiger van Kṛṣṇa is, zal de discipel door de zegeningen van de spiritueel leraar onmiddellijk vorderingen maken, zelfs zonder dat deze alle regels en bepalingen volgt. Of met andere woorden, iemand die de spiritueel leraar zonder terughoudendheid heeft gediend, zal de regulerende principes gemakkelijker kunnen volgen.

Čistota je pro pokrok v duchovním životě nezbytná. Je dvojího druhu: vnější a vnitřní. Vnější čistoty dosahujeme koupelí, ale abychom byli čistí i uvnitř, musíme neustále myslet na Kṛṣṇu a zpívat Hare Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa Kṛṣṇa, Hare Hare / Hare Rāma, Hare Rāma, Rāma Rāma, Hare Hare. Tento proces očišťuje mysl od nánosů prachu v podobě dřívější karmy.

Reinheid is essentieel om vooruitgang te maken in het spirituele leven. Er zijn twee soorten reinheid: externe en interne. Externe reinheid betekent een bad nemen, maar voor interne reinheid moet men altijd aan Kṛṣṇa denken en Hare Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa Kṛṣṇa, Hare Hare/ Hare Rāma, Hare Rāma, Rāma Rāma, Hare Hare chanten. Deze methode reinigt de geest van het opgehoopte stof van vroeger karma.

Stálost znamená být velice odhodlaný dosahovat pokroku v duchovním životě. Bez takové rozhodnosti nemůže nikdo znatelně pokročit. Sebeovládáním se rozumí, že se nemá přijímat nic, co by škodilo duchovnímu růstu. Je třeba se naučit odmítat vše, co by bylo překážkou na duchovní cestě. To je skutečné odříkání. Smysly jsou tak mocné, že se neustále domáhají uspokojení. Jejich nepotřebným požadavkům však nemáme posluhovat. Smysly se mají uspokojovat jen do té míry, aby tělo zůstalo zdatné a jeho vlastník mohl díky tomu plnit povinnosti spojené s pokrokem v duchovním životě. Nejdůležitějším a nejhůře ovladatelným smyslem je jazyk. Dokážeme-li ho ovládat, je možné ovládat i zbývající smysly. Činností jazyka je ochutnávání jídla a vytváření zvuků. Systematickým usměrňováním je tedy tedy třeba zajistit, aby jazyk vždy ochutnával zbytky jídel obětovaných Kṛṣṇovi a zpíval Hare Kṛṣṇa. Očím bychom neměli dovolit dívat se na něco jiného než na překrásnou podobu Kṛṣṇy. Tím je ovládneme. Uši zase mají naslouchat o Kṛṣṇovi a nos vonět ke květům, jež byly Kṛṣṇovi obětovány. Toto je proces oddané služby a je zřejmé, že Bhagavad-gītā nepopisuje nic jiného než vědu o této oddané službě, která je hlavním a jediným cílem. Neinteligentní autoři komentářů ke Gītě se snaží odvést mysl čtenáře k jiným tématům, ale Bhagavad-gītā ve skutečnosti nemá žádné jiné téma než oddanou službu.

Standvastigheid betekent dat iemand zeer vastberaden moet zijn om vooruitgang te maken in het spirituele leven. Zonder deze vastberadenheid kan niemand tastbare vooruitgang maken.

Zelfbeheersing betekent dat men niets moet aanvaarden wat schadelijk is voor spirituele vooruitgang. Men moet hier een gewoonte van maken en alles wat tegen het pad van spirituele vooruitgang ingaat, verwerpen. Dat is ware onthechting.

De zintuigen zijn zo sterk dat ze altijd naar zinsbevrediging verlangen. Men moet niet toegeven aan die onnodige verlangens. De zintuigen moeten alleen bevredigd worden om het lichaam fit te houden, zodat men zijn plicht kan vervullen om vooruitgang te maken in het spirituele leven. Het belangrijkste en moeilijkst te bedwingen zintuig is de tong. Voor wie er in slaagt de tong te beheersen, bestaat er alle mogelijkheid om ook de andere zintuigen te beheersen. De functie van de tong is proeven en geluid voortbrengen. Door systematische regulering moet de tong altijd worden beziggehouden met het proeven van de overblijfselen van het voedsel dat aan Kṛṣṇa geofferd is en met het chanten van Hare Kṛṣṇa. Wat de ogen betreft, men moet ze niet toestaan iets anders te zien dan de mooie gedaante van Kṛṣṇa. Dat zal de ogen in bedwang houden. Op dezelfde manier moeten de oren worden beziggehouden met horen over Kṛṣṇa en de neus met het ruiken van de bloemen die aan Kṛṣṇa geofferd zijn. Dat is het proces van devotionele dienst en het is hier duidelijk dat de Bhagavad-gītā alleen een uiteenzetting geeft over de wetenschap van devotionele dienst. Devotionele dienst is het belangrijkste en enige doel. De Bhagavad-gītā heeft geen ander onderwerp dan devotionele dienst, maar onintelligente commentatoren proberen de aandacht van de lezer af te leiden naar andere onderwerpen.

Falešným egem se rozumí považovat tělo za sebe samotného. Každý dospěje ke svému skutečnému egu, když pochopí, že není tělem, ale duší. Ego zůstává — zavrženo je pouze falešné ego, nikoliv skutečné. Ve védských písmech (Bṛhad-āraṇyaka Upaniṣad 1.4.10) stojí: ahaṁ brahmāsmi—“Jsem Brahman, jsem duchovní bytost.” Toto “já jsem”, vědomí vlastního já, existuje i ve stavu seberealizace, na úrovni osvobození. Vědomí “já jsem” je ego, ale když se vztahuje na tělo, jež je nepravé, je to falešné ego. Skutečné ego je vědomí vlastního já týkající se pravé existence. Jistí filozofové prohlašují, že bychom se měli svého ega vzdát. To však není možné, protože ego je naše totožnost. Tím, čeho je třeba se vzdát, je mylné ztotožňování se s tělem.

Vals ego betekent dat men zich vereenzelvigt met het lichaam. Wanneer iemand inziet dat hij zijn lichaam niet is maar een ziel, komt hij tot zijn werkelijke ego. Het ego bestaat. Vals ego wordt afgewezen, maar het werkelijke ego niet. In de Vedische literatuur staat: ahaṁ brahmāsmi — ik ben Brahman, ik ben spiritueel (Bṛhad-āraṇyaka Upaniṣad 1.4.10). Dit ‘ik ben’, het besef van het zelf, bestaat ook in de bevrijde toestand van zelfrealisatie. Dit besef van ‘ik ben’ is ego, maar wanneer het besef van ‘ik ben’ op het valse lichaam gericht wordt, wordt het vals ego. Wanneer het besef van het zelf zich op de werkelijkheid richt, is het werkelijk ego. Er bestaan filosofen die zeggen dat we ons ego moeten opgeven, maar we kunnen ons ego niet opgeven, want ego betekent identiteit. We moeten natuurlijk wel onze valse identificatie met het lichaam opgeven.

Měli bychom se snažit pochopit, jaké utrpení představuje zrození, smrt, stáří a nemoc. Zrození líčí různé védské spisy. Ve Śrīmad-Bhāgavatamu je velmi názorně popsán svět nenarozeného, pobyt dítěte v lůně matky, jeho utrpení a tak dále. Každý by si měl plně uvědomit, že zrození je bolestná událost. Jelikož zapomínáme, kolik utrpení jsme zažili v matčině lůně, nesnažíme se problém koloběhu zrození a smrti nijak vyřešit. I umírání doprovází mnoho bolestí, které jsou rovněž popsány v autoritativních písmech. O těchto věcech je třeba hovořit. S nemocí a stářím má každý praktické zkušenosti. Nikdo nechce být nemocný a nikdo nechce zestárnout, ale není možné se tomu vyhnout. Dokud nevezmeme v úvahu bolesti zrození, smrti, stáří a nemoci a nebudeme tak mít na hmotný život pesimistický pohled, bude nám chybět podnět k duchovnímu pokroku.

Men moet leren inzien dat het ondergaan van geboorte, dood, ouderdom en ziekte ellendig is. In verschillende Vedische teksten zijn beschrijvingen te vinden over geboorte. In het Śrīmad-Bhāgavatam wordt de wereld van de ongeborene, het verblijf van het kind in de baarmoeder, hoe het lijdt enz. levendig beschreven. Men moet ervan doordrongen zijn dat geboorte iets ellendigs is. Omdat we vergeten zijn hoeveel ellende we in de baarmoeder hebben geleden, zorgen we niet voor een oplossing voor de herhaling van geboorte en dood. Op dezelfde manier zijn er op het moment van de dood allerlei soorten leed en ook deze worden in de gezaghebbende heilige teksten vermeld. Dat is waarover gesproken zou moeten worden. En wat ziekte en ouderdom betreft, iedereen zal daarvan zelf de nodige ervaring opdoen. Niemand wil ziek zijn en niemand wil oud worden, maar deze dingen zijn onmogelijk te vermijden. Als we geen pessimistische kijk op het materiële leven hebben en de ellende van geboorte, dood, ouderdom en ziekte niet inzien, zal er geen stimulans zijn om vooruitgang te maken in het spirituele leven.

Neulpívání na dětech, ženě a domově neznamená k nim nic necítit. Náklonnost k nim je přirozená. Pokud ale nemají kladný postoj k duchovnímu pokroku, nemá se na nich lpět. Nejlepší cestou k vytvoření příjemného domova je vědomí Kṛṣṇy. Je-li si někdo plně vědom Kṛṣṇy, může mít šťastný domov — proces rozvíjení vědomí Kṛṣṇy je zcela snadný: stačí zpívat Hare Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa Kṛṣṇa, Hare Hare / Hare Rāma, Hare Rāma, Rāma Rāma, Hare Hare, jíst zbytky jídla obětovaného Kṛṣṇovi, vést rozhovory o tématech knih, jako je Bhagavad-gītā a Śrīmad-Bhāgavatam, a uctívat Božstva. Tyto čtyři činnosti nás naplní štěstím. Tímto způsobem by měl každý vychovávat svou rodinu. Všichni se mohou každé ráno a večer posadit a společně zpívat Hare Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa Kṛṣṇa, Hare Hare / Hare Rāma, Hare Rāma, Rāma Rāma, Hare Hare. Ten, kdo se věnuje těmto čtyřem činnostem a takto uzpůsobí svůj rodinný život, aby rozvinul vědomí Kṛṣṇy, nemusí měnit svůj současný stav za život v odříkání. Pokud však jeho rodinný život neprospívá duchovnímu růstu, měl by se ho zříci. Musíme stejně jako Arjuna obětovat všechno tomu, abychom opravdu poznali Kṛṣṇu a sloužili Mu. Arjuna nechtěl zabít své příbuzné, ale když pochopil, že mu brání v porozumění Kṛṣṇovi, rozhodl se jednat podle Kṛṣṇova pokynu, bojoval s nimi a zabil je. V každém případě je třeba být odpoutaný od štěstí a neštěstí rodinného života, protože v tomto světě nelze být nikdy dokonale šťastný ani dokonale nešťastný.

Onthecht zijn van kinderen, vrouw en huis betekent niet dat men geen gevoelens voor hen mag hebben. De genegenheid die we voor hen koesteren is natuurlijk, maar wanneer ze ongunstig zijn voor spirituele vooruitgang, zouden we niet gehecht aan ze moeten zijn. De beste methode om het thuis plezierig te maken is Kṛṣṇa-bewustzijn. Wanneer iemand volledig Kṛṣṇa-bewust is, kan hij zijn huis heel gelukkig maken, omdat de methode van het Kṛṣṇa-bewustzijn heel gemakkelijk is. Men hoeft alleen maar Hare Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa Kṛṣṇa, Hare Hare/ Hare Rāma, Hare Rāma, Rāma Rāma, Hare Hare te chanten, de overblijfselen van het voedsel dat aan Kṛṣṇa geofferd is aan te nemen, met elkaar te spreken over boeken als de Bhagavad-gītā en het Śrīmad-Bhāgavatam en bezig te zijn met het vereren van de Beeldgedaante. Door deze vier activiteiten zal men gelukkig worden. Men moet de leden van het gezin op die manier trainen. De gezinsleden kunnen ’s morgens en ’s avonds bij elkaar komen en samen Hare Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa Kṛṣṇa, Hare Hare/ Hare Rāma, Hare Rāma, Rāma Rāma, Hare Hare chanten. Als iemand zijn gezinsleven op die manier, door het volgen van deze vier principes, vorm kan geven om zo Kṛṣṇa-bewustzijn te ontwikkelen, dan is het niet nodig het gezinsleven te verwisselen voor een onthecht leven. Maar als het niet bevorderlijk is, als het niet gunstig is voor spirituele ontwikkeling, dan moet het gezinsleven opgegeven worden. Men moet alles opgeven om Kṛṣṇa-bewust te worden en Kṛṣṇa te dienen, net zoals Arjuna deed. Arjuna wilde zijn familieleden sparen, maar toen hij eenmaal begrepen had dat deze familieleden zijn Kṛṣṇa-bewustzijn in de weg stonden, aanvaardde hij de instructie van Kṛṣṇa en ging hij het gevecht aan en doodde hij hen. Men moet onder alle omstandigheden onthecht zijn van het geluk en het verdriet van het gezinsleven, omdat men in deze wereld nooit volledig gelukkig of volledig ongelukkig kan zijn.

Štěstí a neštěstí jsou průvodními jevy hmotného života. Je nutné se je naučit snášet, jak doporučuje Bhagavad-gītā. Budou se objevovat a mizet neustále, čemuž nelze zabránit, a proto je třeba se odpoutat od hmotného života a tak být v obou případech vyrovnaný. Obvykle jsme šťastní, když získáme něco žádoucího, a z nežádoucích věcí jsme nešťastní. Nic z toho nás však nebude vzrušovat, budeme-li na duchovní úrovni. Abychom jí dosáhli, musíme vykonávat nepřerušovanou oddanou službu, bez odchýlení. Ta spočívá v devíti činnostech — opěvování, naslouchání, uctívání, klanění se a tak dále — které líčí poslední verš deváté kapitoly. Tento proces je třeba následovat.

Geluk en verdriet zijn factoren die samengaan met het materiële leven. Men moet verdraagzaam leren zijn. Dat wordt aangeraden in de Bhagavad-gītā. Niemand kan ooit het komen en gaan van geluk en verdriet beperken en daarom moet men onthecht zijn van het geluk en het verdriet van de materialistische manier van leven om onder beide omstandigheden vanzelf gelijkmoedig te zijn. Over het algemeen zijn we heel gelukkig wanneer we iets krijgen wat gewenst is en zijn we verdrietig wanneer we iets krijgen wat ongewenst is. Maar als we ons werkelijk op een spiritueel niveau bevinden, dan zullen deze dingen ons onbewogen laten. Om dat niveau te bereiken moeten we ononderbroken devotionele dienst verrichten. Ononderbroken devotionele dienst aan Kṛṣṇa betekent dat men zich met de negen onderdelen van devotionele dienst bezighoudt: chanten, horen, vereren, eerbetuigingen brengen enz. zoals in de laatste tekst van het negende hoofdstuk beschreven is. Dat is de methode die we moeten volgen.

Ten, kdo přivykne duchovnímu způsobu života, se přirozeně nechce stýkat s materialisty. To se mu naprosto příčí. Každý může posoudit svou úroveň podle toho, jak velký má zájem žít v ústraní, bez nežádoucí společnosti. Oddaný přirozeně nemá zálibu ve zbytečných hrách, návštěvách kin nebo společenských setkáních, protože ví, že je to pouhá ztráta času. Mnozí badatelé a filozofové studují pohlavní život a další témata, ale podle Bhagavad-gīty nemají tato bádání a filozofické spekulace žádnou cenu — jsou víceméně nesmyslné. Bhagavad-gīta doporučuje pomocí filozofického uvažování zkoumat povahu duše. Cílem bádání má být poznání vlastního já.

Wanneer iemand zich eenmaal heeft aangepast aan een spirituele manier van leven, zal hij vanzelfsprekend niet met materialistische mensen willen omgaan. Dat zou hem tegen de borst stuiten. Iemand kan zichzelf testen door te zien in hoeverre hij geneigd is om op een afgezonderde plaats te wonen, zonder ongewenst gezelschap. Een toegewijde heeft natuurlijk geen enkele behoefte aan onnodig sporten of het bezoeken van een bioscoop of andere sociale bezigheden, omdat hij inziet dat die activiteiten gewoon tijdverspilling zijn.

Er zijn veel wetenschappelijk onderzoekers en filosofen die een studie maken van seksualiteit of van een ander onderwerp, maar volgens de Bhagavad-gītā hebben zulk wetenschappelijk onderzoek en zulke filosofische speculatie geen enkele waarde. Ze zijn min of meer onzinnig. Volgens de Bhagavad-gītā moet men met behulp van filosofische analyse wetenschappelijk onderzoek doen naar het wezen van de ziel. Men moet onderzoek doen om tot een begrip van het zelf te komen. Dat wordt hier aangeraden.

Co se týče seberealizace, zde je jasně řečeno, že její zvláště praktickou metodou je bhakti-yoga. Jakmile mluvíme o oddanosti, nutně musíme uvažovat o vztahu mezi Nadduší a individuální duší. Individuální duše a Nadduše nemohou být totožné, alespoň ne v pojetí bhakti, oddanosti. Jasně se uvádí, že služba individuální duše Nejvyšší Duši je věčná, nityam. Bhakti neboli oddaná služba je tedy věčná. V tomto filozofickém přesvědčení má být každý utvrzen.

Over zelfrealisatie wordt hier duidelijk gezegd dat vooral bhakti-yoga heel praktisch is. Zodra er sprake is van devotie moeten we bedenken dat het over de relatie tussen de Superziel en de individuele ziel gaat. De individuele ziel en de Superziel kunnen niet īīn zijn, tenminste niet wanneer we het vanuit het oogpunt van bhakti, de devotionele levensopvatting, bekijken. Deze dienst van de individuele ziel aan de Allerhoogste Ziel is, zoals al eerder gezegd werd, eeuwig, nityam. Bhakti, devotionele dienst, is dus eeuwig; van deze filosofie moet men vast overtuigd zijn.

Ve Śrīmad-Bhāgavatamu (1.2.11) je vysvětlení — vadanti tat tattva-vidas tattvaṁ yaj jñānam advayam. “Ti, kdo skutečně znají Absolutní Pravdu, vědí, že Nejvyšší Já je vnímáno ve třech stupních — jako Brahman, Paramātmā a Bhagavān.” Bhagavān je v realizaci Absolutní Pravdy vrcholem. Proto je třeba dosáhnout této úrovně porozumění Nejvyššímu Pánu, Osobnosti Božství, a následně Mu začít prokazovat oddanou službu. To je dokonalost poznání.

In het Śrīmad-Bhāgavatam (1.2.11) wordt uitgelegd: vadanti tat tattva-vidas tattvaṁ yaj jñānam advayam — ‘Zij die de Absolute Waarheid werkelijk kennen, weten dat het Zelf begrepen kan worden in drie verschillende aspecten: Brahman, Paramātmā en Bhagavān.’ In de bewustwording van de Absolute Waarheid is Bhagavān het hoogste aspect; daarom moet men tot dat begripsniveau van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods komen en devotionele dienst aan de Heer verrichten. Dat is de vervolmaking van kennis.

Tento proces, který začíná pokorou a vrcholí poznáním Nejvyšší Pravdy, Absolutní Osobnosti Božství, je jako schodiště začínající v přízemí a vedoucí až do nejvyššího patra. Na schodišti je mnoho lidí, kteří vyšli do prvního, druhého nebo třetího patra, ale dokud člověk není v nejvyšším patře — kterým je poznání Kṛṣṇy — nachází se na nižší úrovni poznání. Pokud chce někdo dosahovat pokroku v duchovním poznání a zároveň soupeřit s Bohem, jeho snaha bude marná. Je jasně řečeno, že bez pokory není možné dosáhnout skutečného porozumění. Považovat se za Boha je největší projev pýchy. Živá bytost neustále dostává rány od striktních zákonů hmotné přírody, a přesto si následkem nevědomosti myslí: “Jsem Bůh.” Proto je amānitva neboli pokora začátkem poznání. Je třeba být pokorný a vědět o své podřízenosti Svrchovanému Pánu. Kvůli své vzpouře proti Němu je živá bytost podřízena hmotné přírodě. Tuto pravdu by měl každý znát a být o ní přesvědčen.

Dit systeem, dat begint met het beoefenen van nederigheid en tot het punt gaat van bewustwording van de Allerhoogste Waarheid, de Absolute Persoonlijkheid Gods, is te vergelijken met een trap die op de begane grond begint en omhoog gaat tot de hoogste verdieping. Op deze trap bevinden zich zoveel mensen die de eerste verdieping hebben bereikt of de tweede, de derde enz., maar zolang iemand de hoogste verdieping, namelijk het begrijpen van Kṛṣṇa, nog niet heeft bereikt, bevindt hij zich op een lager niveau van kennis.

Wie zich met God wil meten en tegelijkertijd vooruitgang wil maken in spirituele kennis, zal gefrustreerd raken. Er wordt duidelijk gezegd dat het zonder nederigheid niet mogelijk is om tot begrip te komen. Denken dat men God is, is wel bijzonder arrogant. Hoewel het levend wezen voortdurend wordt geteisterd door de strenge wetten van de materiële natuur, blijft het uit onwetendheid toch denken: ‘Ik ben God.’ Kennis begint daarom met amānitva, nederigheid. Men moet nederig zijn en weten dat men ondergeschikt is aan de Allerhoogste Heer. Door opstandigheid tegenover de Allerhoogste Heer raakt men ondergeschikt aan de materiële natuur. Men moet deze waarheid kennen en ervan overtuigd zijn.